3. Ketel
Bij het eerste gebruik van de stoomgenerator moeten de olie en het vuil in de pot worden verwijderd. De dosering voor de ketel is 3 kg 100% natriumhydroxide en trinatriumfosfaat per ton ketelwater.
Vier, het vuur
1. Zorg ervoor dat het gas op een normale en veilige manier naar de stookruimte is getransporteerd en controleer de explosieveilige deur aan de bovenkant van de oven. Explosieveilige deuren moeten soepel openen en sluiten.
2. Voordat er brand ontstaat, moet er een uitgebreide inspectie van de stoomgenerator worden uitgevoerd (inclusief hulpapparatuur, accessoires en leidingen) en moet de uitlaatklep van de ketel worden geopend.
3. Giet langzaam water in de pot en let op of er bij elk onderdeel water lekt.
4. Wanneer de stoomdruk stijgt tot 0,05-0,1 MPa, moet de waterpeilmeter van de generator worden doorgespoeld. Wanneer de stoomdruk stijgt tot 0,1-0,15 MPa, moet de uitlaatklep worden gesloten. Wanneer de stoomdruk stijgt tot 0,2-0,3 MPa, moet deze worden doorgespoeld. Sluit de drukmeterleiding aan en controleer of de flensverbinding goed vastzit.
5. Wanneer de stoomdruk in de generator geleidelijk stijgt, dient u te letten op eventuele specifieke geluiden in elk onderdeel van de stoomgenerator en dit onmiddellijk te controleren. Indien nodig dient de oven onmiddellijk te worden uitgeschakeld en mag het apparaat pas weer worden gebruikt nadat de storing is verholpen.
5. Beheer tijdens normale werking
1. Wanneer de stoomgenerator draait, moet deze gelijkmatig water leveren om een normaal waterniveau en een normale stoomdruk te handhaven. De gespecificeerde werkdruk van de stoomgenerator is gemarkeerd met een rode lijn op de drukmeter van de generator.
2. Spoel de waterniveaumeter minstens twee keer per dienst om, zodat de meter schoon blijft en de weergave duidelijk is, en controleer de dichtheid van de aftapkraan. Rioolwater moet 1-2 keer per dienst worden geloosd.
3. De drukmeter moet elke zes maanden worden gecontroleerd aan de hand van de standaarddrukmeter.
4. Controleer elk uur het uiterlijk van de stoomgeneratorapparatuur.
5. Om te voorkomen dat de veiligheidsklep faalt, moet de handmatige of automatische uitlaatstoomtest van de veiligheidsklep regelmatig worden uitgevoerd. 6. Vul dagelijks het "Registratieformulier voor de werking van de gasstoomgenerator" in om de registratie te voltooien.
6. Uitschakelen
1. Het uitschakelen van de stoomgenerator doet zich over het algemeen voor in de volgende situaties:
(1) In geval van rust of andere omstandigheden moet de oven tijdelijk worden stilgelegd wanneer de stoom gedurende een korte tijd niet wordt gebruikt.
(2) Wanneer het nodig is om water uit de oven te laten lopen voor reiniging, inspectie of reparatie, moet de oven volledig worden uitgeschakeld.
(3) In geval van bijzondere omstandigheden moet de oven dringend worden stilgelegd om de veiligheid en betrouwbaarheid te garanderen.
2. De procedure voor volledige uitschakeling is dezelfde als voor tijdelijke uitschakeling. Wanneer het ketelwater is afgekoeld tot onder de 70 °C, kan het ketelwater worden afgevoerd en moet de kalkaanslag met schoon water worden weggespoeld. Onder normale omstandigheden moet de ketel eens in de 1-3 maanden worden uitgeschakeld.
3. In een van de volgende situaties moet een noodstop worden gemaakt:
(1) De stoomgenerator heeft een ernstig watertekort en de waterpeilmeter kan het waterniveau niet meer zien. Het is op dit moment ten strengste verboden om het water in te gaan.
(2) Het waterpeil van de stoomgenerator is gestegen boven de in de bedrijfsvoorschriften aangegeven waterpeilgrens.
(3) Alle watertoevoerapparatuur valt uit.
(4) Een van de waterniveaumeters, de drukmeter en het veiligheidsventiel is defect.
(5) Ongelukken die de veilige werking van de ketel ernstig bedreigen, zoals schade aan het gasleidingsysteem, schade aan de brander, schade aan de rookkast en rood branden van de stoomgeneratormantel.
(6) Hoewel er water in de stoomgenerator wordt geïnjecteerd, kan het waterpeil in de generator niet op peil worden gehouden en blijft het snel dalen.
(7) De componenten van de stoomgenerator zijn beschadigd, waardoor de veiligheid van de operator in gevaar komt.
(8) Andere abnormale situaties die buiten het toegestane bereik van een veilige werking vallen.
Noodparkeren moet gericht zijn op het voorkomen van verdere ongevallen. Wanneer de situatie zeer urgent is, kan de stroomtoevoer worden onderbroken door de elektrische schakelaar van de stoomgenerator in te schakelen.