Volgens de hoogcalorische waarde zijn de verliesposten in de warmteverliesmethode:
1. Warmteverlies door droge rook.
2. Warmteverlies door de vorming van vocht uit waterstof in de brandstof.
3. Warmteverlies door vocht in de brandstof.
4. Warmteverlies door vocht in de lucht.
5. Rookgasgevoelig warmteverlies.
6. Onvolledig warmteverlies door verbranding.
7. Warmteverlies door superpositie en geleiding.
8. Warmteverlies door pijpleidingen.
Het verschil tussen de hoogste calorische waarde en de lagere calorische waarde hangt af van de vraag of de latente verdampingswarmte van waterdamp (gevormd door dehydratatie en waterstofverbranding) vrijkomt. Dat wil zeggen dat het thermische rendement van stoomgeneratoren op basis van sterren met hoge hitte iets lager is. Over het algemeen wordt voorgeschreven dat brandstoffen met een lage calorische waarde worden gekozen, omdat de waterdamp in het rookgas niet condenseert en tijdens het daadwerkelijke bedrijf geen latente verdampingswarmte vrijgeeft. Bij het berekenen van het uitlaatgasverlies houdt de waterdamp in het rookgas echter niet rekening met de latente verdampingswarmte.